In mijn boek ‘Tot op de dag’ staan mijn eerste jaren in Nederland beschreven, jaren waarin ik ontdekte hoe ik mijn hersenen weer kon activeren. Ik wilde weer zonnestralen absorberen. Te lang had ik als een vis op de bodem van een droge rivier gelegen. De rivier stroomde weer en ik besloot te zwemmen, de wereld te verkennen – mijn talenten te gebruiken, van betekenis te zijn.
Meer dan mijn halve leven woon ik inmiddels in Nederland:
- Ik fiets naar de Albert Heijn voor een snelle boodschap
- Bereid mijn favoriete Perzische gerechten wanneer vrienden komen eten,
- Lees dagelijks een gedicht uit een van de bundels in mijn boekenkast: Willem Wilmink, Hafez, Leo Vroman en Ahmad Shamlou
- Wanneer het team van mijn zoon speelt sta ik langs het hockeyveld om de mannen naar voren te schreeuwen,
- En als mijn man zijn ladder tegen de boom zet pak ik de emmers met rijpe vijgen aan.
Ik ben het allemaal.
Ik woonde 26 jaar in Iran, vluchtte omdat ik daar niet kon zijn wie ik ben, en leefde verder in Nederland, waar ik dat wel kan. Wellicht zag u mij bij mijn komst naar Nederland als een lege fles. Omdat u geen beeld had van hetgeen ik bij me droeg. Ik kende de inhoud wel, al voelde het aanvankelijk als ballast.
Inmiddels weet ik hoe het zit. Ik ben Nederlands én Perzisch. Ik leef hier, terwijl ik daar met me mee draag. De toekomst kan niet zonder het heden en verleden, legde iemand me ooit eens uit. Ik ben het allemaal een beetje en ik zal het allemaal een beetje blijven. De maatschappij denkt in kaders en vraagt om keuzes, maar ik wil geen keuze maken.
Het is en en en niet of of.
Mijn kinderen kwamen naar Nederland toen ze twee en vijf waren. Ze zijn zo Hollands als wat. Maar de Iraanse roots blijven: ze kunnen een beetje Perzisch en weten hoe je bezoek gastvrij ontvangt. Ook zij zijn het allemaal. Toch zie ik ze bij tijd en wijle worstelen met hun identiteit. Omdat ze er vragen over krijgen. Gek eigenlijk, hoeveel waarde we hechten aan waar onze wieg stond.
Ik wil gezien worden om wie ik ben – om mijn Perzische achtergrond, om mijn vluchtervaring én om mijn jaren in Nederland. Alle hoofdstukken van mijn verhaal zijn de moeite waard. ‘Tot op de dag’ is geen boek over opnieuw beginnen in een nieuw land, maar over verder gaan in een andere omgeving.
Over leven.
Sommige mensen vragen om een vervolg op dit boek. ‘Hoe liep het af, Mardjan?’ Niemand weet het. Want ik leef nog. Net als u. Ik wil hier uitgestrooid worden, omdat ik hier de vrijheid vond. Maar tot aan mijn laatste adem zullen de hoofdstukken zich vullen. En u schrijft mee aan de afloop van het verhaal.
Mardjan Seighali
Directeur UAF