In 2017 begon de Syrische Ibrahim Alousi (25) in Nederland aan een studie Werktuigbouwkunde. Daar stopte hij snel weer mee. Het tempo lag hoog en dan was er nog de taalbarrière. Aan de Fontys Hogeschool bereidde Ibrahim zich in de afgelopen periode met succes voor op een nieuwe studiepoging.
‘Mijn eerste doel is bereikt. Maar ik zou nog trotser zijn als ik ook echt van waarde ben. Ik ben nu vooral aan het leren. Dat mijn collega’s veel meer doen dan ik frustreert me. Mijn leidinggevende Bart zegt dat het erbij hoort. Volgens hem moet ik geduld hebben.’
In een café op Utrecht Centraal Station vertelt Ibrahim met wisselend enthousiasme over de nieuwe fase in zijn leven. Hij wijst naar de kantoren van de NS aan de overkant van de stationshal, waar hij sinds april op de afdeling Configuratiemanagement werkt. Ibrahim is verheugd met zijn werkervaringsplek – een vereiste om na de zomer aan zijn studie te beginnen – maar wil meer, een echt contract bijvoorbeeld. ‘Als ik het nu goed doe, denk ik dat ik straks een kans maak.’
Leren en werken in de techniek
Terug naar september 2018. Ibrahim wilde net beginnen aan een technische mbo-studie toen zijn begeleider hem tipte over een nieuw traject van het UAF. ‘Ik was gestopt met mijn hbo-studie Werktuigbouwkunde, omdat het tempo te hoog lag’, blikt Ibrahim terug. ‘Ik meldde me aan voor een mbo-studie in de hoop dat het daar beter zou gaan. Vlak voordat ik wilde beginnen aan die studie hoorde ik over dit traject. “Je kan hoger, Ibrahim”, motiveerde mijn begeleider van het UAF me. De keuze was snel gemaakt.’
‘Via de mbo-studie zou ik over vier jaar een mbo-diploma hebben. Via dit traject heb ik over twee jaar een hbo-diploma én werkervaring.’
Op de valreep schreef Ibrahim – die in de Syrische hoofdstad Damascus studeerde aan het technisch instituut voor Mechanica en Elektrotechniek – zich in voor de pilot Leren en werken in de techniek. De pilot biedt zeventien technische talenten uitzicht op een duurzame plek op de arbeidsmarkt (zie pagina 3). Werkgevers krijgen de kans om talentvolle technici aan zich te binden, terwijl Ibrahim en de andere studenten met behulp van onder meer sollicitatie- en presentatietraining en (vak)taallessen goed voorbereid aan een duale hbo-studie beginnen. In het geval van Ibrahim: een associate degree Werktuigbouwkunde, een tweejarig traject waarin werken en leren hand in hand gaan.
‘Via de mbo-studie zou ik over vier jaar een mbo-diploma hebben. Via dit traject heb ik over twee jaar een hbo-diploma én werkervaring. Omdat ik al 25 ben is dit veel geschikter voor mij.’
Kennismaken met bedrijven
Onderdeel van het pilottraject is een kennismaking met bedrijven. Ibrahim: ‘Samen met nog een andere student kreeg ik een uitnodiging om bij NS op gesprek te komen. Ik was blij maar vond het ook spannend.’ Terwijl hij naar de openbare toiletten in de stationshal wijst: ‘Voorafgaand aan het gesprek ben ik een paar keer naar de wc gegaan. Gelukkig ging het gesprek goed. Bart, nu mijn leidinggevende, was vooral benieuwd wie ik was en of bij de NS zou passen.’
‘Na afloop van het sollicitatiegesprek was de keuze aan mij. Dat had ik niet verwacht. Ik zei “Ik wil beginnen, het lijkt me leuk. Ik wil werken.” Maar Bart zei: “Ik heb geen haast. Denk er rustig over na, we wachten op jouw reactie.” In de dagen daarna deed ik net of ik nadacht. Een dag, twee dagen en op de derde dag stuurde ik een mailtje. Wat denk je dan? Dit is een baan, een grote kans. Van deze kans moet ik gebruiken. Gebruik …’ Ibrahim lacht zelfbewust en laat een stilte vallen. Na een paar tellen: ‘Ja, dat is de taal. Gebruikmaken, ja, dat bedoel ik.’
‘Mijn taal moet echt beter. Collega’s begrijpen me wel, maar in de toekomst ga ik ook met collega’s van andere afdelingen praten. De taal blijft moeilijk voor mij. Hoe kan ik dat uitleggen … Als ik iets niet begrijp of iets wil weten, praat ik eerst met mezelf. Hoe kan ik dit vragen? Wanneer ga ik praten? En wat ga ik dan precies zeggen? Pas dan zeg ik het. Dat wil ik niet. Ik wil direct zeggen wat ik wil zeggen. Gelukkig hoor ik nu de hele dag Nederlands om me heen. Dat helpt.’
Een waardevolle collega worden
Ibrahim vluchtte eind 2015 samen met zijn moeder en twee zussen naar Nederland. Zijn vader, een arbeidsmigrant, woonde op dat moment al vijftien jaar in Nederland. Ibrahim: ‘Voordat de oorlog in Syrië begon, kwam mijn vader eens in de zoveel tijd thuis. Vanwege de oorlog ging dat niet meer. Dat mijn vader hier al woonde, was voor ons een kans. We konden ons bij hem voegen.’
Hij glundert als we hem vragen om de situatie van toen te vergelijken met die van nu. ‘In het begin was ik vooral bezig met integreren. Inmiddels heb ik een ander doel: ik wil mezelf ontwikkelen en iets bereiken. Echte doelen. Het is een groot verschil met drie jaar geleden. Ik hoop dat ik over drie jaar hetzelfde kan zeggen.’
‘Ik heb gemerkt dat als ik iets echt wil, ik dingen kan bereiken.’
Zijn wilskracht helpt hem. ‘Ik heb gemerkt dat als ik iets echt wil, ik dingen kan bereiken. Toen ik tijdens het voortraject werd geïnterviewd, zag ik dat interview als een kans. Ik kon tussen de andere studenten blijven zitten en wachten tot er iets gebeurde, maar ik kon ook iets over mezelf vertellen. Dat heb ik gedaan en zie hier: het heeft gewerkt. Nu is het tijd voor een nieuw doel.’
Dat doel heeft Ibrahim helder voor ogen: hij wil een waardevolle collega worden. Ibrahim: ‘Ik wil iemand zijn die werkt zonder fouten te maken. Ik hoop dat mensen straks zeggen: “Dit moeten we aan Ibrahim vragen, want hij weet dit.” Ik hoop dat mensen me niet vragen omdat ik tijd heb, maar omdat ik dingen weet die anderen niet weten. Omdat het een moeilijke vraag is.’
Het leerwerktraject waar Ibrahim en Ammar aan mee hebben gedaan is mede mogelijk gemaakt door het VSBfonds.
Beeld: Suzanne Blanchard